Onrechtmatige publicaties
Ons kantoor wordt met regelmaat benaderd door mensen die zeer ontstemd zijn over een publicatie in de media waarin zij het lijdend voorwerp zijn. Vaak worden deze mensen in de publicatie van iets beschuldigd of worden zij op een kwetsende manier bejegend. Voor velen is onduidelijk wat in een publicatie wel mag en wat niet mag. Mag een journalist iemand in een krantenartikel zomaar een “sjacheraar” noemen? Mag een presentator iemand op de nationale televisie “kierewiet” noemen? Mag een tv-persoonlijkheid een advocaat een “maffiamaatje” noemen? In deze blog leest u wanneer een publicatie onrechtmatig is en wat er tegen een onrechtmatige publicatie gedaan kan worden.
De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid zijn een groot goed in Nederland. Zonder een vrije pers kan een democratie immers niet goed functioneren. Het is daarom ook niet voor niets dat dit grondrecht is verankerd in de Grondwet en de internationale mensenrechtenverdragen.
De persvrijheid kent echter ook grenzen. Nieuwsprogramma’s, kranten en bladen mogen niet alles zomaar opschrijven. Dit is bijvoorbeeld het geval als een publicatie inbreuk maakt op de grondrechten van anderen, bijvoorbeeld het recht op eerbiediging van de privésfeer. In dat geval kan de vrijheid van meningsuiting van het medium beperkt worden. Er dient dan wel eerst een belangenafweging plaats te vinden tussen de betrokken grondrechten.
Waardeoordeel of beschuldiging?
Essentieel bij deze belangenafweging is of sprake is feitelijke beschuldigingen of van een waardeoordeel in de publicatie. Een waardeoordeel is vaak een mening. Denk bijvoorbeeld aan een recensie over een restaurant of een column van een opiniemaker in de krant. Een waardeoordeel is vaak niet goed voor bewijs vatbaar. Iemand die een mening geeft op een medium kan dus onmogelijk de plicht worden opgelegd om zijn of haar waardeoordeel te bewijzen. De ruimte bij dergelijke uitingen is dus zeer ruim en bij waardeoordelen mag men heel ver gaan. Zo mocht journalist Hans knoop in het Parool een “sjacheraar” genoemd worden en de algemeen directeur van ons kantoor mocht een complotdenker “kierewiet” noemen. Echter, indien sprake is van een zeer vergaand waardeoordeel dan kan enige feitelijke basis vereist zijn. Denk bijvoorbeeld ook aan antisemitische of racistische meningen die gegeven worden.
“Hoe zwaarder de beschuldigingen, hoe hoger de eisen zijn die worden gesteld aan de deugdelijkheid van het feitenonderzoek”
Mensen zijn in de media echter niet alleen slachtoffer van waardeoordelen, maar veelal ook van feitelijke beschuldigingen. In tegenstelling tot waardeoordelen kunnen feitelijke beschuldigingen vaak wel bewezen worden. Het is daarom vaste rechtspraak dat feitelijke beschuldigingen in publicaties bewezen moeten worden, althans dat daar voldoende feitelijke basis voor aanwezig moet zijn. Daarbij geldt het adagium: hoe zwaarder de beschuldigingen, hoe hoger de eisen zijn die worden gesteld aan de deugdelijkheid van het feitenonderzoek. Indien sprake is van een zware beschuldiging in een publicatie die geen feitelijke basis heeft, dan is een publicatie dus in principe onrechtmatig. Zo oordeelde het Gerechtshof Amsterdam in 2007 dat Jort Kelder voormalig advocaat Bram Moszkowicz geen “maffiamaat” mocht noemen. De beschuldiging was volgens het hof zeer ernstig is en vond onvoldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal.
Andere factoren
De Hoge Raad heeft overwogen dat bij de belangenafweging tussen de grondrechten ook nog andere factoren een rol spelen. Zo wordt er in de rechtspraak bij de afweging ook waarde gehecht aan de ernst van de misstand die in de publicatie aan de kaak wordt gesteld, de totstandkoming en de inkleding van de uitlatingen, het gezag van het medium, etc. Ook is in de belangenafweging relevant of de publicatie betrekking heeft op een publiek persoon of een niet-publiek persoon. Publieke personen – bijvoorbeeld politici of TV-persoonlijkheden – moeten immers meer dulden van de media dan personen die geen publiek figuur zijn. Veel factoren spelen dus een rol bij de beoordeling of een publicatie al dan niet is toegestaan.
Mocht de rechtbank aan de hand van bovengenoemde factoren tot het oordeel komen dat een publicatie onrechtmatig is, dan kunnen daar verschillende maatregelen tegen genomen worden. Ten eerste kan bij een aantal publicaties – bijvoorbeeld internetpublicatie – gevorderd worden dat de uiting wordt verwijderd en verwijderd blijft. Daarnaast kan ook in bepaalde situaties een rectificatie geëist worden. In dat geval moet een medium in een nieuwe publicatie de onjuiste beschuldigingen weer rechtzetten. In bepaalde gevallen kan ook met succes een schadevergoeding gevorderd worden.
Kortom, er zijn dus veel mogelijkheden om op te treden bij ongewenste publicaties. De Vries Van Spanje advocaten hebben ruime ervaring op het gebied van mediarecht. Meer informatie of bent u slachtoffer van een onrechtmatige publicatie? Neem dan gerust contact op met ons kantoor, wij kijken graag wat we voor u kunnen doen! Neem contact op via ons contactformulier.